
Complexiteit, wat is dat eigenlijk?
Of: waarom een goed potje Monopoly ingewikkelder kan zijn dan het bouwen van een straaljager...

De wereld om ons heen wordt steeds complexer. Opgaven als klimaatadaptiviteit, de energietransitie, waterveiligheid, toekomstbestendige mobiliteit of waardevolle omgevingsparticipatie zijn zo gecompliceerd, dat ze vragen om een benadering die rekening houdt met die complexiteit. Maar wat is complexiteit eigenlijk? Wat zijn de kenmerken; hoe zien deze er in de praktijk uit? En waarom kan een goed potje Monopoly spelen complexer zijn dan het bouwen van een straaljager?
Complex of ‘gewoon heel moeilijk’?
Als we complexiteit willen duiden, dan kunnen we dit allereerst doen aan de hand van een vrij simpel voorbeeld. Het bouwen van een straaljager wordt bijvoorbeeld gezien als een ‘heel moeilijk’ project. Het is ingewikkeld en je moet er veel kennis voor hebben, maar je kunt de onderdelen (zoals de motor, de besturing of het landingsgestel) apart ontwerpen en laten produceren, om vervolgens de onderdelen samen te voegen. De straaljager zal dan prima functioneren. Uiteraard blijft het bouwen van een straaljager knap lastig, maar toch is het geen complex systeem. Complexe systemen kun je niet modulair of lineair bouwen, om ze vervolgens samen te voegen. Complexe systemen zijn onvoorspelbaar, oorzaak en gevolg zijn vaak pas achteraf te verklaren en een planmatige werkwijze is dan ook niet toereikend.

Een voorbeeld van een complex systeem is een potje Monopoly. Een potje Monopoly heeft een hoge mate van onvoorspelbaarheid: zo heb je te maken met dobbelstenen, medespelers van wie je niet weet wat ze gaan doen en langetermijneffecten van acties in het spel die je vooraf niet kunt voorspellen. Oorzaak en gevolg zijn pas achteraf te verklaren: vaak weet je bijvoorbeeld pas vele worpen later of het kopen van de Kalverstraat een goed idee was. En dat is weer in hoge mate afhankelijk van de (onvoorspelbare) keuzes van je medespelers. Behalve aan Monopoly kun je bij complexe systemen ook denken aan steden, dijken, bruggen of wegen... en vele andere systemen.
Mensen = (bijna altijd) complexiteit
Zodra er mensen betrokken zijn bij je systeem, kun je bijna altijd spreken van complexiteit. In het geval van Monopoly is dat duidelijk: de acties van je medespelers zijn onvoorspelbaar. Bovendien kunnen je medespelers zomaar samenspannen en zich tegen je keren als jij te machtig dreigt te worden in het spel. Een voorbeeld uit onze leefomgeving van de manier waarop menselijke inbreng een systeem complex maakt, is het bouwen van een dijk. Technisch gezien is het nog redelijk overzichtelijk om een dijk te bouwen die een stuk land beschermt tegen het water. Maar omdat er mensen bij betrokken zijn, krijg je te maken met allerlei complicerende factoren: de omgeving dient gehoord te worden als stakeholder, je hebt te maken met verkeer dat je om moet leiden enzovoorts.
De kenmerken van een complex systeem
Behalve de betrokkenheid van mensen, zijn er nog een aantal andere kenmerken te noemen van complexe systemen. We lichten deze graag toe en geven je meteen een voorbeeld uit de praktijk.
Pad-afhankelijkheid: de keuzes die je maakt binnen complexe projecten, zijn in sterke mate bepalend voor de toekomst. Tegelijkertijd limiteren keuzes uit het verleden je huidige opties. Je kunt dit zien als een boom aan mogelijkheden: kies je nu voor een bepaald pad, dan is er een breed scala aan opties dat je níét verkent. Het is dus enorm belangrijk binnen complexe projecten om je hiervan bewust te zijn en de juiste keuzes te maken.

Als we dit vertalen naar een spelletje Monopoly, dan kun je ook hier zeggen dat je keuzes in het begin van het spel in hoge mate bepalen wat je mogelijkheden en beperkingen zijn in het vervolg van het spel. De aanschaf van een straat beperkt je investeringsruimte voor vervolgaankopen, maar kán ook een potentiële goudmijn zijn. Bij complexe projecten in de leefomgeving is dit effect nog veel sterker aanwezig: je krijgt maar één kans om het goed te doen.
Emergentie: emergentie is letterlijk ‘de eigenschap van het doen ontstaan'. Bij emergentie ontstaan er nieuwe patronen binnen het systeem. Deze patronen zijn niet ontworpen, maar ontstaan vanzelf. Bij een potje Monopoly ontstaat er feitelijk iedere keer een ander systeem. De spelers, de worpen die je gooit, het spelverloop en andere factoren zorgen ervoor dat er iedere keer ander gedrag en/of patronen ontstaan. Heb jij bijvoorbeeld een hotel gebouwd op de Kalverstraat, dan ontstaat er een patroon dat jij veel geld ontvangt. Dat kun je niet voorspellen, maar het ontstaat wel. In de leefomgeving zijn geitenpaadjes hier een goed voorbeeld van: niemand ontwerpt een geitenpaadje, toch ontstaan ze na verloop van tijd vanzelf. Dit ontstaan van nieuwe patronen binnen een systeem is een kenmerk van complexiteit.
Non-lineariteit: binnen complexe systemen leidt A niet automatisch tot B. Oorzaak en gevolg zijn vaak niet duidelijk en bepaalde input leidt niet per definitie tot een bepaalde output. Effecten kunnen groter of veel minder groot zijn dan je verwacht. Dit hangt nauw samen met emergentie, pad-afhankelijkheid en de onvoorspelbaarheid van complexe systemen. Omdat alles samenhangt, kan een kleine actie grote gevolgen hebben (‘butterfly effect’). Zo kun je één keer pech hebben in Monopoly, en vervolgens afglijden totdat je blut bent. Of juist andersom. Dit is meestal niet (goed) te voorspellen. In het dagelijks leven zien we dit bijvoorbeeld in de politiek. Een ogenschijnlijk klein incident kan leiden tot de val van een kabinet, terwijl grote problemen juist verrassend weinig gevolgen lijken te hebben. En in de leefomgeving zie je dit bijvoorbeeld in weersomstandigheden of in de gebruikers. Een kleine variatie op de ‘normale’ situatie (een onverwachts heftige regenbui of een evenement in de buurt) kan groter dan geanticipeerde gevolgen hebben voor je weg- of dijksysteem. Binnen complexe projecten loopt de weg dus niet lineair, maar kronkelt deze alle kanten op. En de waarheid die je nu ontdekt, kan morgen weer anders zijn.

Heterogeniteit: binnen complexe systemen heb je te maken met veel en veel verschillende actoren, die zich verschillend gedragen. Zo is een potje Monopoly een optelsom van de spelers, de spelregels (waarvan de nuances per gezelschap nog wel eens verschillen), het bord en de dobbelstenen. Een voorbeeld hiervan uit de leefomgeving is een dijkversterkingsprogramma. Ook daar heb je te maken met vele verschillende actoren en factoren, zoals het (technische) project zelf, wetgeving, omwonenden, gebruikers van zo'n dijk, het waterschap, ecologie, biodiversiteit enzovoorts. Complexe systemen hebben deze vorm van heterogeniteit in zich.
‘Open systemen’ en nestedness: met open systemen bedoelen we systemen die zich niet eenvoudig laten begrenzen. Ook hier is de dijk een goed voorbeeld. Als je een dijk wilt bouwen, waar loopt dan de grens van je project? Bij de omwonenden die overlast zouden kunnen ondervinden van de bouw? Bij milieuorganisaties, die zich uitspreken tegen de verstoring van het ecosysteem die de dijk met zich meebrengt? Bij de mensen die iedere dag vanuit alle uithoeken van het land gebruik maken van je dijk om er overheen te rijden? Binnen een complex systeem hangt alles met elkaar samen, waardoor je scope nooit écht recht doet aan alle stakeholders. Nauw hieraan verbonden is ook een andere eigenschap van complexe projecten: nestedness of samenhang. Nestedness wil zeggen dat complexe systemen zijn opgebouwd uit componenten die een onderlinge wisselwerking vertonen. Alles hangt met elkaar samen, is verwikkeld met elkaar en problemen zijn zelden enkelvoudig. De open systemen waar we hierboven over spraken, overlappen elkaar. Bij ‘nestedness’ kun je bijvoorbeeld denken aan het aanleggen van een nieuwe weg, waarbij je te maken krijgt met allerlei verschillende infrastructuren die dwars door elkaar lopen: groenstructuren, het riool, elektriciteit, gas, sociale structuren... alles is met elkaar verweven, maar hoe werkt het precies samen?
Zelforganisatie: de kenmerken emergentie, heterogeniteit en open systemen leiden tot (onder andere) zelforganisatie: met zelforganisatie bedoelen we dat in complexe systemen vanzelf nieuwe structuren ontstaan die je niet ontwerpt. Elementen binnen het systeem gaan een op zichzelf staand leven leiden. Dynamieken binnen participatietrajecten kunnen hier een voorbeeld van zijn. Wanneer je in een participatietraject zit, dan praat je als overheid of omgevingsmanager niet alleen met de bewoners, maar zij praten ook met elkaar. Ze kunnen zich organiseren in een buurtstichting, zich een gezamenlijke mening vormen over iets of samen een oordeel vellen. Door zelforganisatie kan de uitkomst van een actie of traject binnen het project onvoorspelbaar worden.
Met deze opsomming geven we enkele, maar zeker niet alle kenmerken van complexe systemen. Er zijn dus nog veel meer kenmerken te noemen. De conclusie die we in ieder geval kunnen trekken, is dat complexe systemen zich met deze en andere kenmerken duidelijk onderscheiden van ‘heel moeilijke’ systemen. Hoe meer van bovenstaande kenmerken je ziet binnen een systeem, hoe complexer het is. Een potje Monopoly, waarbij je te maken hebt met allerlei verschillende actoren en factoren, waarbij je niet weet hoe je medespelers gaan reageren en niet kunt voorspellen welke actie van jou leidt tot welke reactie en waarbij een kleine actie een veel groter effect kan hebben dan je verwacht, kan dus een stuk complexer zijn dan het bouwen van een straaljager. Niet moeilijker, wel complexer.
Hoe ga je om met complexiteit?
Het is duidelijk dat complexe projecten vragen om een andere benadering dan projecten die ‘slechts’ heel moeilijk zijn. Lineair denken volstaat niet en we zullen op een structureel andere manier naar een opgave moeten kijken. Systeemdenken en Systems Engineering kunnen hierbij van grote meerwaarde zijn: het zijn denkwijzen die zich bij uitstek richten op complexe projecten. Bij Dutch Boosting Group zijn we experts in deze methodes en gebruiken we deze veelvuldig. Wil je hier meer over weten? Neem dan gerust contact met ons op!