De buurt in, je bubbel uit
Gemeente DelftHoe kunnen we mensen zo goed mogelijk meenemen in de energietransitie? En hoe zorgen we ervoor dat ook kwetsbare wijken verduurzamen? Het zijn enkele van de vragen waar boosters Jil Hötte en Ties Ludden zich bij gemeente Delft mee bezig houden. Ze zijn in Delft aan de slag met de participatie en communicatie rondom de aanleg van een warmtenet en de ‘warmte-uitvoeringsplannen’. “Sommige ervaringen zijn échte eye-openers.”
Kunnen jullie iets meer vertellen over het project?
Ties: “Vanaf 2050 mag je in Nederland geen gebruik meer maken van aardgas in je woning; er moeten dus andere oplossingen komen voor onder andere het verwarmen van je huis. Daarom moeten alle gemeenten voor iedere wijk ‘warmte-uitvoeringsplannen’ maken: ze bepalen dan in samenspraak met de wijk hoe concreet vorm wordt gegeven aan de warmtetransitie.”
“In Delft wordt er op dit moment een warmtenet aangelegd, waarop een aantal wooncomplexen van woningcorporaties als eerste worden aangesloten. De mensen die daar wonen, krijgen dus hoe dan ook een aansluiting op het warmtenet. We moeten hen dus informeren over wat dat voor hen betekent. Daarnaast wil de gemeente óók de mensen informeren voor wie aansluiting op het warmtenet optioneel is, zoals woningeigenaren. Zij kunnen ook voor een andere oplossing kiezen, zoals een warmtepomp. Dat heeft uiteraard andere gevolgen dan wanneer men kiest voor een aansluiting op het warmtenet.”
Wat is jullie opdracht binnen dit project?
Jil: “We zijn in Delft aangesteld als ‘projectleider participatie’. Ik ben begonnen met het project in september 2024 en heb het stokje in april 2025 overgedragen aan Ties. Onze taak kun je onderverdelen in twee deeltrajecten: de participatie rondom de warmte-uitvoeringsplannen en de participatie rondom het warmtenet. In beide gevallen zou je kunnen zeggen dat dit een ingewikkelde vorm van participatie is.”
Waarom is dat zo?
Jil: “Onze ervaring is dat dit bij alle participatie rondom de energietransitie zo is. De overheid heeft iets bepaald, namelijk dat mensen geen aardgas meer mogen gebruiken. Daar hebben inwoners dus geen keus in. Ze kunnen wel meedenken over oplossingen, maar wel duidelijk binnen dat kader. Tegelijkertijd bepaalt de gemeente in het geval van koopwoningen natuurlijk niet wat er achter jouw voordeur gebeurt: het is jóúw huis. Maar als de gemeente een warmtenet aanlegt, hoopt men natuurlijk wel dat daar gebruik van gemaakt wordt. Als gemeente wil je aanzetten tot een goed onderbouwde keuze die inwoners zelf maken, maar heb je ook voorkeur. Dat wringt. Gemeente Delft pakt dit overigens heel slim aan.
Waarom pakt de gemeente Delft dit slim aan?
Jil: “Omdat ze per buurt kijken, en niet per wijk. De meeste gemeentes pakken de warmte-uitvoeringsplannen per wijk op. Maar wijken zijn vaak heterogeen: de samenstelling van de groep mensen is nogal divers. Kijk je per buurt, dan wordt die groep al veel homogener. Én mensen kennen elkaar. En dat is voor de communicatie richting die mensen veel beter en makkelijker. Mensen in kwetsbare wijken moet je écht anders aanspreken dan rijkere mensen met een eigen villa. Dat is ook een afweging in de keuze voor wijken die je aan wilt sluiten op het warmtenet.”
Hebben jullie je met die keuze ook beziggehouden?
Jil: “Ja, dat was ook één van onze taken: om te adviseren in welke wijken wij zouden aansluiten op het warmtenet. De keuze voor een bepaalde wijk is eigenlijk te ingewikkeld om hier uit te leggen, maar ik kan een begin maken. Zo kijken we naar de woningdichtheid: het is rendabeler en beter voor de haalbaarheid van het warmtenet wanneer woningen dicht bij elkaar staan. Daarnaast is er een sociaal-economische afweging: in de rijkere wijken krijg je mensen relatief gemakkelijk mee in de energietransitie, maar uiteindelijk moet iedereen van het gas af. De gedachte om alleen de rijksten aan te sluiten op het warmtenet, is natuurlijk totaal niet inclusief. Oók, of misschien wel júíst mensen in kwetsbare wijken moeten mensen die kans krijgen. En zo zijn er nog meer factoren die meespelen bij de keuze voor een bepaalde wijk.”
“Oók, of misschien wel júíst mensen in kwetsbare wijken moeten mensen de kans krijgen om zich aan te sluiten op het warmtenet.”
Hoe hebben jullie de participatie van die twee trajecten ingericht?
Ties: “Bij de participatie rondom het warmtenet hebben we de buurtkeet geïntroduceerd. Waar we werken aan het warmtenet, merken mensen dat in de buurt: de straat ligt er bijvoorbeeld een tijdje open. Met de keet proberen we mee te verhuizen met de werkzaamheden en blijven we in principe vier tot zes weken staan. In de keet kunnen mensen terecht voor al hun vragen rondom het warmtenet en de energietransitie.” Jil: “Om het plan voor de buurtkeet te ontwikkelen, heb ik gebruik gemaakt van de methode Relevant Gesprek®. Relevant Gesprek® is een blauwdruk voor participatie op basis van vier pijlers. Het mooie en unieke is nu, dat die keet een integraal participatiemiddel is geworden.”
Wat bedoel je met een integraal participatiemiddel?
Jil: “Die keet staat letterlijk midden in de buurt, direct bij mensen voor de deur. Hij staat er natuurlijk primair voor vragen over het warmtenet, maar inwoners zien die keet gewoon als ‘de gemeente’. Dus zij komen ook met vragen over rioolvervanging, groenprojecten, criminaliteit of stress om rond te komen. Je ziet zelden bij gemeentes dat ze die kans benutten om al die informatie óók op te halen en mee te nemen. ”
Ties: “De buurtkeet is een mooi en goed middel om als gemeente laagdrempelig zichtbaar te zijn in de wijk. We staan er met een bezetting vanuit de gemeente, NetVerder (het bedrijf dat het warmtenet ontwikkelt), woningcorporaties en sociale instanties. Bewoners kunnen dus met vragen en zorgen over allerlei thema’s terecht. Dat koppelen wij vervolgens terug aan de wijkregisseur of de woningcorporatie. We luisteren dus niet alleen, we dóén er ook iets mee, waardoor mensen echt voelen: er wordt aan ons gedacht. Dat gevoel hebben mensen in láng niet alle buurten hoor, dat ze gezien worden.” Jil: “Juist in die kwetsbare wijken is dat dus enorm waardevol. We maken van de opening van die buurtkeet ook bewust een moment: we plaatsen een springkussen, er is een hapje en een drankje. Ouders komen gezellig langs met hun kinderen… Dat is altijd zó leuk!”
Klinkt goed! En hoe pak je de participatie rondom de warme-uitvoeringsplannen aan?
Ties: “Ik heb Relevant Gesprek® ook gebruikt voor de uitwerking van de participatiestrategie rondom de warmte-uitvoeringsplannen. Hierbij maken we gebruik van onder andere buurtbijeenkomsten en huis-aan-huisgesprekken, dus persoonlijke gesprekken met bewoners. Daarbij werken we toe naar een technisch onderzoek door een bureau. In de praktijk betekent dat dat een bureau een vergelijking gaat maken, qua kosten, energiebesparing en baten, tussen het warmtenet dat door de gemeente wordt aangelegd en een andere warmte-oplossing. Dat kan bijvoorbeeld een warmtepomp zijn, of een andere voorziening. Op basis van die vergelijking kunnen bewoners die deze optie hebben, een keuze maken.”
Wat is er belangrijk tijdens zo’n traject?
Ties: “Belangrijk is dat je zuiver blijft communiceren als gemeente, dat je alles héél goed uitlegt plús dat je ruimte laat om daar ook iets mee te dóén. We hebben hier te maken met héél verschillende doelgroepen; dan is het belangrijk om goed te schakelen. Als ik zie hoe enorm divers de wijken zijn, vind ik dat heel bijzonder en heel interessant. We moeten vooral goed uitleggen, in een taal die past bij de betreffende groep bewoners. Er zitten haken en ogen aan, maar ook binnen de warmtetransitie ís er ruimte voor participatie.”
Jil: “Als gemeente moet je vooral zorgen dat je mensen meeneemt in de plannen, maar dat je ook ruimte laat voor eigen ideeën en initiatieven. Je moet écht voorkomen dat je iets gaat verkopen. Je hebt voorkeur voor het warmtenet of bijvoorbeeld een warmtepomp. Maar je moet het ook oprecht serieus nemen als mensen dat níét de beste oplossing vinden.” Ties: “Wat je wél kunt doen, is goed uitleggen waarom bepaalde opties jouw voorkeur hebben als gemeente. Als mensen mee gaan denken, en je kunt ze meenemen in je redenering, komen ze best vaak tot de conclusie dat de gemeente goede redenen heeft voor haar voorkeuren.”
“Binnen dit project hoor ik bizarre verhalen, die bij mij de vraag oproepen: wat is écht belangrijk in deze maatschappij?”
Wat is er zo leuk aan deze opdracht?
Jil: “Dat het zo’n complex project is! Dat is misschien altijd bij participatietrajecten, maar de energietransitie is nog zó in beweging. Onderweg zijn we nog heel erg de wetten aan het leren. Ik ben inmiddels niet meer werkzaam voor dit project, maar het was fijn om dit voor gemeente Delft te doen: de lijnen zijn kort en we deden het echt sámen! Bovendien is de energietransitie tot nu toe vaak echt iets voor de rijken. Bij gemeente Delft proberen ze dat écht anders te doen.”
Ties: “Het team is heel gedreven: er zit een gemotiveerde wethouder, en een progressieve raad die echt vooruit wil. En wat Jil ook zegt: het is echt sámen: er is een goede projectgroep neergezet en samen wordt dit uitgerold. Ik vond dit project al interessant, omdat ik geïnteresseerd ben in duurzaamheid, maar dit is zó veel breder. Ik ga mee die wijken in en ik zie waar die bewoners mee worstelen. Het is ongelooflijk wat ze meemaken, en sommige van die ervaringen zijn échte eye-openers. Het zijn bizarre verhalen die bij mij de vraag oproepen: wat is écht belangrijk in deze maatschappij? Het doet me beseffen dat ik in mijn eigen bubbel leef, en dat er nog veel meer haken en ogen zitten aan de energietransitie dan ik dacht. Hoe zorgen we ervoor dat ook kwetsbare wijken duurzamer worden? Dat blijft de komende jaren een belangrijke kwestie.”
