In gesprek over de energietransitie met Jörg Gigler

“In de energietransitie vragen we bijna het onmogelijke van elkaar, maar tegelijkertijd weten we ook dat we het onmogelijke moeten realiseren om deze planeet leefbaar te houden.”

Als Managing Director Topsector Energie / TKI New Gas is Jörg Gigler een toonaangevende naam. Jörg houdt zich dagelijks bezig met complexe vraagstukken rondom de energietransitie en de rol van waterstof hierin. Genoeg redenen om Jörg uit te nodigen voor een gesprek over het klimaatakkoord, de rol van waterstof als energiedrager en onze energiehuishouding in de toekomst. De uitkomsten delen we graag!

Onlangs is de miljoenennota 2022 gepubliceerd door het kabinet. Ondanks de beperkte speelruimte van het demissionair kabinet, is er een bedrag van €6,8 miljard voor klimaatregelingen onderhandeld. Met dit bedrag kan er een flinke impuls gegeven worden aan het halen van de CO2 emissie reductie doelstellingen die we in de komende jaren moeten realiseren. Toch is Jörg niet helemaal tevreden: “Eigenlijk is er meer geld nodig en had het bedrag 3 tot 5 keer zo groot moeten zijn, maar de politieke realiteit is dat het niet alleen om het klimaat draait.”

De €6,8 miljard is bovenop eerder toegezegde budgetten voor klimaatregelingen. “Er gaat bijvoorbeeld 3 miljard extra naar de SDE++ (i.e. de subsidie voor duurzaamheidsinvesteringen) waar in de vorige ronde ongeveer 4 miljard in zat. Een deel daarvan gaat naar CCS (Carbon Capture Storage). Wat waterstofproductie betreft komt er naast €10 miljoen, ook €252 miljoen beschikbaar voor een opschalingsinstrument van elektrolyse dat zowel de investering als de operationele ondersteuning dekt. Dat is een leuk bedrag, maar ook niet meer dan dat. Het is een begin. Als we de komende 10 jaar jaarlijks €7 miljard krijgen voor klimaat, dan komen we een heel eind bij het halen van de klimaatdoelen.”

Doen we wel genoeg?

Om dichter bij de doelen van het klimaatakkoord te komen, moeten er nog flinke stappen gezet worden. “We doen nog niet genoeg als het op waterstof aankomt”, aldus Jörg. “De industrie heeft op dit moment behoefte aan lange termijn zekerheid, en dat is er nu niet. Om investeringsbeslissingen te nemen moet de industrie weten hoe projecten op de lange termijn ondersteund worden. De huidige plannen van de overheid zijn nog teveel gericht op het maken van een begin met de energietransitie. Wat we juist nodig hebben is een lange termijn visie waarbij de industrie weet hoeveel geld er de komende 10 jaar beschikbaar komt om op grote schaal bijvoorbeeld groene staal, ammoniak, methanol en synthetische kerosine te produceren. Om die businesscases door te rekenen en daar een besluit over te kunnen nemen, heb je nu duidelijkheid nodig over de periode tot 2030. Op dit moment zie je dat er geen enkele basis ligt om hierin te investeren. Ofwel investeringen worden naar achteren geschoven. Daardoor zijn we straks te laat om onze doelstellingen te halen!”

Het eindoordeel is duidelijk: “Over het algemeen onderschatten we nog altijd hoe gigantisch groot de opgave is om minimaal 50% CO2-emissiereductie in 2030 te realiseren. We praten erover alsof je zegt: kan jij vanmiddag nog even voor mij een boodschap doen? Je vraagt bijna het onmogelijke van elkaar, maar tegelijkertijd weten we ook dat we het onmogelijke moeten realiseren om deze planeet leefbaar te houden.”

Ontwikkelingen in waterstof

Vanuit zijn functie bij TKI Nieuw Gas (Topsector Energie) is Jörg dagelijks bezig met ontwikkelingen op gebied van waterstof. Jörg kan zich verwonderen over de snelheid waarop nieuwe initiatieven ontstaan. “Aan de ene kant gaat het praten over het systeem, de ideeën en projectvoorstellen heel snel. Het gehele ecosysteem ontwikkelt zich razendsnel en begint volwassen te worden. Daarbij word ik iedere keer verrast door de snelheid waarmee ontwikkelingen gaan. Neem de waterstofbackbone. Een jaar geleden waren hier alleen nog maar ideeën voor zonder echte concrete plannen. Binnen een jaar tijd is een concreet plan, HyWay27, uitgewerkt en heeft de overheid besloten om €750 miljoen hiervoor vrij te maken. Het laat zien dat als er snelheid gemaakt moet worden, dat dit gewoon kan.”

Anderzijds, komen daadwerkelijke projecten maar moeilijk van de grond en gaat de realisatie van concrete projecten volgens Jörg veel te langzaam. “Van de 135 waterstofprojecten die nu in Nederland spelen zien we vooral dat er heel veel alleen op papier bestaan. Er zijn heel veel initiatieven, maar zeker de helft gaat de eindstreep niet halen omdat ze niet levensvatbaar zijn, te lang duren, de financiering niet rond komt of omdat ze ingehaald worden door de tijd. Het is mooi dat er nu een paar bussen, vrachtauto’s en personenauto’s rijden op waterstof en dat er langzamerhand meer waterstoftankstations bijkomen, maar we wachten nog steeds op de eerste elektrolyser van enige schaal. Het meest dichtbij is DJEWELS, een project van 20MW elektrolyse in Delftzijl. Ook hier wachten we nog op de final investment decision. Pas daarna kan de elektrolyser gebouwd worden. Al met al ben je zo anderhalf jaar verder. Dat gaat echt veel te langzaam.”

Blauwe, groene en grijze waterstof

In de waterstofmarkt gaat het al snel over blauwe, groene en grijze waterstof. Vrijwel alle huidige watertoepassingen draaien op grijze waterstof, waterstof die verkregen is door productie uit aardgas, een fossiele brandstof. Om te komen tot een duurzame variant, groene waterstof, gaan er veel geluiden op voor het gebruik van blauwe waterstof als tussenproduct. Een lastige kwestie, aldus Jörg . “De één vindt dat je blauwe waterstof nodig hebt om bij groen te komen omdat het anders niet opschiet. De ander zegt dat het onzin is om blauwe waterstof te gebruiken omdat het de ontwikkeling van groene waterstofproductie in de weg staat. Beide uitspraken zijn meningen. Op dit moment zijn er geen studies die onderbouwen dat blauwe waterstof wel of niet noodzakelijk is om bij groene waterstof uit te komen. Er moet nu vooral gekeken worden of wij onze klimaatdoelstellingen van 2030 en 2050 willen halen en of daarvoor blauwe waterstof nodig is. Om die doelstellingen te halen hebben we waarschijnlijk alles nodig, dus mogelijk ook blauw al vindt niet iedereen dat leuk.”

Misschien nog wel belangrijker, is de vraag: hoe snel kunnen we groene waterstof ontwikkelen zodat blauwe waterstof niet nodig is? “Die ontwikkeling is afhankelijk van een aantal factoren zoals voldoende productiecapaciteit van elektrolysers, heel veel groene elektriciteit en een haalbare business case”, weet Jörg. “Daarnaast is het ook de vraag hoe snel men elders in de wereld groene waterstof kan produceren en hoe import zich ontwikkeld.”

Voorop staat dat de ontwikkeling van groene waterstof nog een lange weg te gaan heeft. “Er is echt nog wel 10 jaar nodig om groene waterstof op het niveau te krijgen van 3-4 GW elektrolyse in 2030. Daarbij moeten we niet onderschatten hoe ontzettend veel werk het nog is om dit voor elkaar te krijgen. Als er bij wijze van spreken morgen al op grote schaal blauwe waterstof beschikbaar is, dan is het misschien wel verstandig om deze alvast breed in te zetten om zo de markt verder te ontwikkelen en om de hydrogen backbone (i.e. landelijk netwerk dat vraag en aanbod van CO2 vrije waterstof verbindt) vol te krijgen.” Het is volgens Jörg echter onduidelijk of blauwe waterstof sneller kan worden ontwikkeld dan groene waterstof. Als de ontwikkeling van blauwe waterstof teveel gelijk loopt met die van groene waterstof, is het niet handig om hierin te investeren. “Als de ontwikkeling van blauwe waterstofprojecten ook 5 tot 10 jaar duurt, ben je tegelijkertijd aan het concurreren met de opschaling van groene waterstof. Aan de andere kant moeten we oppassen dat we blauwe waterstof uitsluiten en in 2030 tot de conclusie komen dat we met alleen groene waterstof de klimaatdoelstellingen niet halen.” Een lastig dilemma. Toch is het volgens Jörg belangrijk de ontwikkeling van blauwe waterstof voort te zetten: “ik acht de kans aanwezig dat we blauwe waterstof nodig hebben om over grote hoeveelheden klimaatneutrale waterstof te beschikken en zo iets te doen aan onze CO2 emissies.”

De Nederlandse energiemix van de toekomst

Volgens Jörg is Nederland een uitermate energie-intensief land waarbij het qua oppervlakte heel veel energie verbruikt en ook veel CO2 uitstoot. Tot nu toe hielden we ons systeem draaiende met olie, kolen en gas: deels zelf geproduceerd, deels geïmporteerd uit het buitenland. Dat gaat nu niet plots veranderen. “Het is een illusie om te denken dat we alle duurzame energie zelf in Nederland kunnen opwekken, dat moeten we ook niet willen”, legt Jörg uit. “De enige plek waar Nederland significant veel duurzame energie kan produceren is op de Noordzee. Maar net zoals we dat op het land niet gewild hebben, zal ook het draagvlak niet groot genoeg zijn om de hele Noordzee vol te planten met windturbines. Het is slimmer om een deel zelf op te wekken en daarnaast ook een deel te importeren. Op deze manier kunnen we ook een doorvoerland worden van bijvoorbeeld waterstof.”

Jörg denkt dat het mogelijk is om het totale wereld energieverbruik in 2050 met wind- en zonne-energie in te vullen. “De haalbaarheid hangt af van de snelheid waarmee we het (willen) realiseren.” Of de inzet van nucleaire bronnen als energieopwekker ook een volwaardig alternatief is, daar is Jörg nog niet over uit. “De belangrijkste vraag op dit gebied is, los van de veiligheidsdiscussie, of men straks in staat is om uit nucleaire energie elektriciteit te produceren die concurrerend is met andere opties. Wat we nu bijvoorbeeld in Engeland zien op nucleair gebied, is dat er langdurige contracten worden afgesloten waarin een gegarandeerde vergoeding van ongeveer 10 eurocent per KWh wordt afgesproken. Ter vergelijking is de verwachting dat de prijs van windenergie in 2030 naar 3 tot 4 eurocent per KWh gaat. Waarom zouden we dan als maatschappij investeren in zo’n dure optie? Aan de andere kant willen we ook enige vorm van voorzieningszekerheid.”

Fossiele brandstoffen zoals aardgas en olie zullen tot 2050 waarschijnlijk nog nodig blijven, verwacht Jörg. “Als je kijkt naar de introductiesnelheid van duurzame opties, dan lijkt het onvermijdelijk dat we in 2030, bijvoorbeeld in het zwaar vervoer, nog steeds olie nodig hebben. Daarentegen wordt het aandeel aardgas en olie wat we zelf produceren steeds kleiner omdat de bestaande velden uitgeput raken.”

Het eindoordeel: “De energiemix zal richting 2050 ingrijpend veranderen. Het aandeel duurzaam zal enorm groeien. Deze duurzame energie, in welke vorm dan ook, zal deels zelf worden geproduceerd en deels worden geïmporteerd. Het deel fossiel in de energiemix zal steeds verder afnemen. We hopen dat we in 2050 zonder fossiele energie kunnen, maar we moeten de omvang van deze operatie niet onderschatten. 2050 Klinkt heel dichtbij, maar 30 jaar is ook nog heel lang. Net zoals er sinds 1991 zoveel veranderd is in de wereld, kan er de aankomende 30 jaar ook nog verschrikkelijk veel veranderen. Dus moeten we de schouders eronder zetten. ”